boegseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boeg·seer
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
boegseren |
boegseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boegseren
- Ik boegseer.
- gebiedende wijs van boegseren
- Boegseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boegseren
- Boegseer je?
- Boegseer hem nu aan boord; (…) [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'boegseer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.