bluft af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bluft af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbluffen

bluft af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbluffen
    • Jij bluft af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbluffen
    • Hij bluft af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbluffen
    • Bluft af! 


Gangbaarheid