bioscoopbezoeker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·scoop·be·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bioscoopbezoeker bioscoopbezoekers
verkleinwoord bioscoopbezoekertje bioscoopbezoekertjes

Zelfstandig naamwoord

de bioscoopbezoekerm

  1. (filmkunst) iemand die een film bekijkt in een bioscoop
     Veel vrouwen komen er rond voor uit dat ze het een enorm spannend verhaal vinden en hoge verwachtingen hebben van de film. En het valt niet tegen. "De film was super. Je moet hem gaan zien", vertelt een bioscoopbezoeker na afloop.[2]
     In de buurt van Nashville in de Amerikaanse staat Tennessee heeft de politie een man doodgeschoten die met een geweer, een bijl en pepperspray een bioscoop was binnengelopen. Hij verwondde volgens de politie een bioscoopbezoeker met de bijl. Ook werden drie bioscoopbezoekers bespoten met de pepperspray.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “'Deze film kun je beter thuis met je vriend kijken'” (Woensdag 11 februari 2015, 22:52), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Politie doodt schutter in bioscoop in VS” (Woensdag 5 augustus 2015, 21:51), NOS