biobedrijf
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: biobedrijf (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bio·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biobedrijf | biobedrijven |
verkleinwoord | biobedrijfje | biobedrijfjes |
Zelfstandig naamwoord
het biobedrijf o
- (landbouw) agrarsich bedrijf waar men biologische landbouw bedrijft
- (industrie) bedrijf dat werkt met landbouwproducten
- ▸ Biobedrijf HoSt uit Enschede twee keer zo groot[1]
- (landbouw) zeer groot agrarisch bedrijf
- ▸ Varkenshouder Marc Ceyssens gebruikt nauwelijks antibiotica en al helemaal niet preventief. Nochtans heeft hij geen biobedrijf, maar een behoorlijk groot gangbaar bedrijf met 300 fokzeugen, 2.000 vleesvarkens en 1.000 biggen. Zijn geheim: het bedrijf zo veel mogelijk afschermen van alle mogelijke bronnen van infecties én op tijd ingrijpen.[2]
Synoniemen
- [2] biotechnedrijf
Gangbaarheid
- Het woord biobedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Biobedrijf HoSt uit Enschede twee keer zo groot” (Redactie 10-08-15, 21:23 Laatste update: 22-02-17, 19:50 Bron: tubantia), Tubantia
- ↑ Weblink bron “‘Hou je veestapel gezond, sluit jezelf een beetje op’” (01/07/2017 om 11:00 door Inge Ghijs, Maxie Eckert), De Standaard