biobedrijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord biobedrijf biobedrijven
verkleinwoord biobedrijfje biobedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het biobedrijfo

  1. (landbouw) agrarsich bedrijf waar men biologische landbouw bedrijft
  2. (industrie) bedrijf dat werkt met landbouwproducten
     Biobedrijf HoSt uit Enschede twee keer zo groot[1]
  3. (landbouw) zeer groot agrarisch bedrijf
     Varkenshouder Marc Ceyssens gebruikt nauwelijks antibiotica en al helemaal niet preventief. Nochtans heeft hij geen biobedrijf, maar een behoorlijk groot gangbaar bedrijf met 300 fokzeugen, 2.000 vleesvarkens en 1.000 biggen. Zijn geheim: het bedrijf zo veel mogelijk afschermen van alle mogelijke bronnen van infecties én op tijd ingrijpen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2023 Weblink bron “Biobedrijf HoSt uit Enschede twee keer zo groot” (Redactie 10-08-15, 21:23 Laatste update: 22-02-17, 19:50 Bron: tubantia), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2023 Weblink bron “‘Hou je veestapel gezond, sluit jezelf een beetje op’” (01/07/2017 om 11:00 door Inge Ghijs, Maxie Eckert), De Standaard