binnenmeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

binnenmeer
Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·meer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenmeer binnenmeren
verkleinwoord binnenmeertje binnenmeertjes

Zelfstandig naamwoord

het binnenmeero

  1. een meer in een gebied
     Geruisloos sloop hij tussen de struiken door in de richting van het geluid, hij kroop de donkere holte van een rododendron binnen, keek door het leerachtige loof aan de andere kant en zag een open plaats rond de oude beuk, een soort van binnenmeer waarin vele grasbeekjes uitwaterden vanuit het gebladerte[1]
     "Daarom zullen de Indonesiërs moeten gaan polderen, net als in Nederland", zegt Dircke. Nederlandse bedrijven willen land opspuiten voor de kust van de miljoenenstad. Er moet dan een bebouwde dijk met een binnenmeer ontstaan om water uit rivieren op te vangen. Verder adviseren de Nederlanders bij de aanleg van de 'Indonesische Deltawerken'.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Gewassen vlees” op Wikipedia (2014), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021436173
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2022 Weblink bron “'Indonesiërs moeten polderen tegen wegzakkend Jakarta'” (23-11-2016), NOS