bindt vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bindt vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastbinden

bindt (…) vast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastbinden
    • Jij bindt vast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastbinden
    • Hij bindt vast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastbinden
    • Bindt vast! 

Gangbaarheid