bind af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bind af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbinden |
bind af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbinden
- Ik bind af.
- gebiedende wijs van afbinden
- Bind af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbinden
- Bind je af?
Gangbaarheid
- Het woord bind af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.