bilan
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bi·lan
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans bilan.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bilan | bilans |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bilan o
- (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bilan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bilan" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Uit het Italiaans bilancio 'financieel overzicht, begroting' (uit het Middeleeuws Latijn bilanx 'weegschaal', vergelijk Frans balance).
Zelfstandig naamwoord
bilan m
- (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
- (figuurlijk) overzicht, samenvatting
Verwante begrippen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Boekhouding in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 11 %
- Prevalentie Vlaanderen 64 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Financieel in het Frans
- Boekhouding in het Frans
- Figuurlijk in het Frans