bilan

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·lan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bilan bilans
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bilan o

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
Synoniemen

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Italiaans bilancio 'financieel overzicht, begroting' (uit het Middeleeuws Latijn bilanx 'weegschaal', vergelijk Frans balance).

Zelfstandig naamwoord

bilan m

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
  2. (figuurlijk) overzicht, samenvatting
Verwante begrippen