bijstander

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·stan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijstander bijstanders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijstanderm

  1. iemand die als toeschouwer bij een gebeurtenis aanwezig is
     Kasparov: 'Gebrek aan politieke wil maakt van Europa een passieve bijstander'[2]
     Een geëmotioneerde bijstander vertelt hoe ze gewonden probeert te helpen. Ze stelpt het bloed van een man, terwijl hij zijn vrouw probeert te bellen. Ze neemt zijn telefoon over en zegt haar dat ze niet naar de moskee moet komen, maar naar het ziekenhuis. "Toen zei ik hem dat hij niet moest opgeven, dat zijn vrouw op hem zou wachten."[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2023 Weblink bron “Kasparov: 'Gebrek aan politieke wil maakt van Europa een passieve bijstander'” (Vrijdag 25 februari 2022, 22:25), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2023 Weblink bron “Geschokte reacties na terreur in Nieuw-Zeeland, moslims bidden voor slachtoffers” (Vrijdag 15 maart 2019, 14:29), NOS