bijholte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·hol·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijholte bijholten, bijholtes
verkleinwoord bijholtetje bijholtetjes

Zelfstandig naamwoord

de bijholtev

  1. (anatomie) een holte in het voorhoofd, de bovenkaak of het zeefbeen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be