bezinnen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zin·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nadenken’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van zinnen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezinnen |
bezon |
bezonnen |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
bezinnen
- wederkerend zich ~ op, over opnieuw ergens over nadenken
- De economen bezinnen zich over de gevolgen van de recessie die in 2008 begon.
- inergatief tijd nemen om na te denken
- Hij ging op pelgrimstocht om te bezinnen.
Opmerkingen
- In Nederland is het werkwoord voornamelijk reflexief.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord bezinnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bezinnen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "bezinnen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bezinnen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %