bezon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zon
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezinnen |
bezon
- enkelvoud verleden tijd van bezinnen
- Ik bezon.
- Jij bezon.
- Hij, zij, het bezon.
- Ik bezon.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezonnen |
bezon
vervoeging van |
---|
bezinnen |
bezon
vervoeging van |
---|
bezonnen |
bezon