bezieler
Uiterlijk
- be·zie·ler
- Naamwoord van handeling van bezielen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezieler | bezielers |
verkleinwoord |
- iemand die anderen ergens enthousiast voor maakt
- De Amerikaanse winkels van computergigant Apple sluiten morgen gedurende drie uur om de werknemers toe te laten de ceremonie als hommage aan Steve Jobs te kunnen volgen. De stichter en bezieler van Apple stierf op 5 oktober op 56-jarige leeftijd.[2]
- Vanaf de 37e editie combineert Flanders Classics het veldritverhaal met de voorjaarsklassiekers op de weg. Etienne Gevaert, eigenaar van de veldrit in Gavere en bezieler van de Superprestige, wordt erevoorzitter van de nieuwe structuur.[3]
- Het woord bezieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezieler" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 18 OKTOBER 2011 Applewinkels sluiten 3 uur tijdens hommage aan Jobs
- ↑ de Standaard 30/05/2018 door vtvn Wouter Vandenhaute duikt het veldrijden in: Flanders Classics neemt Superprestige over
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be