bewogen voort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·wo·gen voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortbewegen

bewogen voort

  1. meervoud verleden tijd van voortbewegen
    • Wij bewogen voort. 
    • Jullie bewogen voort. 
    • Zij bewogen voort. 


Gangbaarheid