voortbewegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·be·we·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voortbewegen
bewoog voort
voortbewogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

voortbewegen

  1. wederkerend zich verplaatsen, in beweging zijn
    • De slang bewoog zich met zijdelingse kronkels bliksemsnel voort over het zand. 
     Terwijl ik liep voelde het alsof ik zweefde en neerkeek op mijn lichaam dat zich moeiteloos voortbewoog.[1]
     Terwijl we door de smalle gangen liepen met hun gebarsten plavuizen die ruw aanvoelden als oude koeienhuid, viel me op dat de kamerheer zich vreemd voortbewoog. De zool van zijn linkerschoen was stukken dikker dan die van de rechter, en de stompe neus ervan stond scheef Wat voor groteske misvorming zou er onder dat ingevette leer schuilgaan?[2]
  2. overgankelijk aandrijven, doen bewegen
    • Het uurwerk wordt voortbewogen door middel van opgetrokken gewichten. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be