benedenbuurman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ne·den·buur·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benedenbuurman benedenbuurmannen
benedenbuurlui
benedenbuurlieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de benedenbuurmanm

  1. een man die in het huis onder de eigen woning woont
     Volgens de politie had het slachtoffer jaren geleden de vloerkluis gekocht om al haar spaarcenten veilig op te bergen. Een klusjesman ontdekte bij de vernieuwing van het plafond van de benedenbuurman dat er een kluis zat.[1]
     De blokkades aan de rand van de stad en de strenge controles van auto's en treinen geven geen gevoel van angst, maar van veiligheid. "Mijn 35-jarige benedenbuurman is een oud-officier. Normaal bewaakt hij de supermarkt, hij staat nu de grens te bewaken."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “Bouwvakker haalt 29.000 euro uit kluis bejaarde vrouw” (Donderdag 12 februari 2015, 20:04), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “"Het is nog rustig in Sebastopol"” (Maandag 3 maart 2014, 13:42), NOS