beknopt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·knopt
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kort samengevat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1603 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beknopt | beknopter | beknoptst |
verbogen | beknopte | beknoptere | beknoptste |
partitief | beknopts | beknopters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beknopt
- tot het belangrijkste en noodzakelijkste teruggebracht
- Hij gaf de beknoptste uiteenzetting van het probleem en eindelijk begreep ik het.
- ▸ De dood van mijn vrouw is, helaas, slechts één van de tientallen drama’s (dit is een ruwe schatting, het echte getal ligt waarschijnlijk veel hoger) die zich de afgelopen jaren in all-inclusive resorts hebben afgespeeld. Een beknopt overzicht hiervan staat op deze site.[2]
- ▸ ‘Dat heb ik zeker verkeerd verstaan,’ zei ze jolig, helemaal in de geest van de beknopte conversatie.[2]
Vertalingen
1. tot het belangrijkste en noodzakelijkste teruggebracht
Gangbaarheid
- Het woord beknopt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beknopt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "beknopt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be