beits
Uiterlijk
- beits
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beits | beitsen |
verkleinwoord | beitsje | beitsjes |
de beits m
- een houtbeschermingsproduct dat gedeeltelijk in het hout doordringt (verf blijft buiten het hout)
- Beits kan op verschillende manieren opgebracht worden: met de kwast, de verfspuit, een spons, een doek, enz.
vervoeging van |
---|
beitsen |
beits
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beitsen
- Ik beits.
- gebiedende wijs van beitsen
- Beits!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beitsen
- Beits je?
- Het woord beits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beits" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ beits op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be