behandelcapaciteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·han·del·ca·pa·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord behandelcapaciteit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de behandelcapaciteitv

  1. (medisch) de hoeveelheid patiënten die men kan behandelen
     Twee crisisdiensten van Youz, in Capelle aan den IJssel en in de Zaanstreek, kregen dit jaar 50 procent meer crisismeldingen. "De rek is uit onze behandelcapaciteit", zegt een woordvoerder. "Jongeren blijven langer in behandeling omdat hun klachten steeds complexer worden."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron
    Rinke van den Brink
    “Crisisopvang jeugdpsychiatrie overbelast, suïcidale jongeren in de knel” (Woensdag 23 december 2020, 00:25), NOS