Naar inhoud springen

bedwang

Uit WikiWoordenboek
  • be·dwang
enkelvoud meervoud
naamwoord bedwang -
verkleinwoord - -

hetbedwango

  1. controle.
     Ze kreeg haar ademhaling snel in bedwang.[1]
 Ik moet hem al jaren lang in bedwang houden. 
 Alles om Olive heen verkeerde in rust, maar haar gedachten vlogen alle kanten uit, met een kracht die ze nauwelijks in bedwang kon houden.[2]
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]