bedwang
Uiterlijk
- be·dwang
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | bedwang | - |
| verkleinwoord | - | - |
het bedwang o
- controle.
- ▸ Ze kreeg haar ademhaling snel in bedwang.[1]
- in bedwang houdenonder controle houden
- • Ik moet hem al jaren lang in bedwang houden.
- ∗ Alles om Olive heen verkeerde in rust, maar haar gedachten vlogen alle kanten uit, met een kracht die ze nauwelijks in bedwang kon houden.[2]
- Het woord bedwang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedwang" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2 - ↑ Jessie Burton (vert. Marja Borg)“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %