Naar inhoud springen

bedrust

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 11:52 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)
  • bed·rust
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrust
verkleinwoord

bedrust v/m

  1. de rust die je in bed geniet
    • Hij genoot van de welverdiende bedrust. 
  2. voorschrift van een arts waarbij de patiënt ook overdag in bed moest blijven liggen
    • Vroeger schreven artsen bij veel klachten bedrust voor, tegenwoordig moet je bijna altijd je bed uit van de dokter. 
87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be