bedlegerig
Uiterlijk
- Geluid: bedlegerig (hulp, bestand)
- IPA: /bɛdleɣərəɣ/
- bed·le·ge·rig
- Afgeleid van het verouderde bedleger met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bedlegerig | bedlegeriger | bedlegerigst |
verbogen | bedlegerige | bedlegerigere | bedlegerigste |
partitief | bedlegerigs | bedlegerigers | - |
bedlegerig
- niet in staat uit bed te komen
- Deze man is bedlegerig.
1. niet in staat uit bed te komen
- Het woord bedlegerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedlegerig" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %