banksaldo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·sal·do
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banksaldo banksaldo's
banksaldi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het banksaldoo

  1. tegoed dat iemand bij de bank heeft
    • Ik sta al heel lang rood bij de bank, dat betekent dat ik een negatief banksaldo heb. 
    • Het Nationaal Instituut voor Bugetvoorlichting (Nibud) gaf begin deze week tips om verstandig met geld om te gaan. Zo adviseert het 10 procent van je inkomen te sparen. En we kunnen volgens het Nibud het best eens per week ons banksaldo checken en jaarlijks onze inkomsten en uitgaven plannen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kim Bos 10 november 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be