bankbus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankbus bankbussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bankbusm

  1. een bankkantoor dat gevestigd is in een autobus; mobiel bankkantoor
     Rabobank doet onderzoek naar bankbus voor kleinere buurten[1]
     De Rabobank in Lonneker heeft het opzetten van een 'bankbus' op een lager pitje gezet.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Rabobank doet onderzoek naar bankbus voor kleinere buurten” (10-09-2008), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Rabobank ziet nog even af van 'bankbus'” (Redactie 18-11-08, 15:30 Laatste update: 04-04-17, 18:47 Bron: tubantia), Tubantia