bandjir

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een banjir van de Citepus in Bandoeng op Wikipedia (nl).
Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·djir
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bandjir bandjirs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bandjirm

  1. heftige toename van het peil en de stroomsnelheid van rivieren bij zware regenval in stroomopwaarts gelegen bergen, vaak met overstroming en verwoestingen tot gevolg
    • Nù was het water niet hoog en vormden zich in de bedding van de rivier over de als los dooreengeworpen granietblokken en rotsstenen slechts kleine watervallen en kolken, waarop de zon haar schitterende stralen in alle tinten en regenboogkleuren reflecteerde; maar als het water zwelt tot een bandjir (overstroming) moet de Anèh-kloof een oord der verschrikking zijn. Enkele jaren geleden werd, ten gevolge van zo'n bandjir, een groot gedeelte van de zo kunstig en moeitevol gebouwde spoorbaan weggeslagen en waren er duizenden nodig om de geleden schade te herstellen. [3]
  2. (figuurlijk) opeenvolging met overweldigend effect
    • In de bandjir van informatie over de tweede fase die van alle kanten de school binnenstroomt, is het handig te letten op de brochures die de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) uit Enschede uitgeeft. [4]
  3. (figuurlijk) (Suriname) overstroming van sap in een suikerfabriek door een storing
Synoniemen

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen