baliepersoneel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·lie·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van balie zn en personeel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baliepersoneel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het baliepersoneel o
- mensen die vanachter een balie klanten te woord staan en helpen
- ▸ Dagblad De Gelderlander meldde eerder dat de man onder meer "I kill all of you" naar baliepersoneel mailde. Hij zou alleen vorig jaar al meer dan 2500 mails hebben verstuurd.[1]
- ▸ De brancheorganisatie van apothekers, KNMP, herkent zich in het beeld dat apothekers pessimistischer zijn over hun werk. Een woordvoerder zegt dat de uitkomsten ook gelden voor assistenten en baliepersoneel. Zij zijn niet meegenomen in het onderzoek.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord baliepersoneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Stalker mag van de rechter geen contact meer zoeken met universiteit” (Maandag 11 maart 2019, 15:51), NOS
- ↑ Weblink bron “'1 op de 3 apothekers kampt met burn-outklachten'” (Donderdag 21 mei 2015, 12:13), NOS