bakfietskind

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·fiets·kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakfietskind bakfietskinderen
verkleinwoord bakfietskindje bakfietskindjes

Zelfstandig naamwoord

het bakfietskindo

  1. kind dat door de ouders in een bakfiets wordt vervoerd
     Achttien jaar geleden had nog niemand in Nederland van het bakfietskind ­gehoord. Zwetende krakers vervoerden hun spullen in zware, zelfgetimmerde fietskarren, verder was zo’n ding iets waarmee bakkers en slagers in lang vervlogen tijden langs de deur gingen, maar een kind? In een bak? Nee, zeg.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “‘Nu vind ik de bakfiets het toonbeeld van burgerlijkheid. Toen was hij voor de hippe gekkies’” (Redactie2 september 2019, 11:00), de Volkskrant