bagatelle

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ga·tel·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Via het Franse bagatelle en het Italiaanse bagattella van het Latijnse baca (bes).
enkelvoud meervoud
naamwoord bagatelle bagatellen, bagatelles
verkleinwoord bagatelletje bagatelletjes

Zelfstandig naamwoord

bagatelle v/m

  1. een klein en licht muziekstuk
    • Een bagatelle uit opus 126 van Beethoven. 
  2. een kleinigheid, bagatel
    • Ruzie over slechts een bagatelle. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be