backhand

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • back·hand
Woordherkomst en -opbouw
  • Engelse ontlening: backhand.
enkelvoud meervoud
naamwoord backhand backhands
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

backhand v/(m)

  1. (sport) een achterwaartse slag met bijv. een tennisracket
    • Zijn slagen met de backhand zijn niet zo goed als die met de voorhand. 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
backhand backhands

Zelfstandig naamwoord

backhand

  1. (sport) backhand
Antoniemen
Verwante begrippen