avontuurlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avon·tuur·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen avontuurlijk avontuurlijker avontuurlijkst
verbogen avontuurlijke avontuurlijkere avontuurlijkste
partitief avontuurlijks avontuurlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

avontuurlijk

  1. graag avonturen willend
    • Jij bent echt een avontuurlijk persoon! 
     Tatertot was een prachtige vrouw van in de dertig die bij de start van haar PCT haar hoofd tegen de hitte had kaalgeschoren. Ze hield van extremen, een avontuurlijke levensgenieter die altijd leven in de brouwerij bracht.[1]
  2. veel onverwachte en spannende situaties opleverend
    • Dit is wel een heel avontuurlijke onderneming geworden ... 
    • Deze geheel verzorgde vakantie kun je moeilijk avontuurlijk noemen. 
     Everts woonde begin dit jaar nog in Tokio waar ze meehielp aan de watervoorzieningen rondom alle Olympische locaties. Een avontuurlijke baan in een dynamische stad die geen uit-knop lijkt te hebben.[2]
  3. met weinig zekerheid, gevaarlijk, riskant
     Omdat de staat een huurregeling had ingevoerd, was woningbouw onder eigen hoede avontuurlijk in de zin dat de rentabiliteit op de lange duur in de vorm van verwachte huuropbrengsten er niet gunstig uitzag.[3]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2022 Weblink bron “De camping in plaats van de Olympische Spelen: ‘Dit is natuurlijk het andere uiterste’” (24 juli 2020), de Volkskrant
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be