autosoom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·soom
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Grieks [1]
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autosoom autosomen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het autosoomo

  1. een chromosoom dat geen geslachtschromosoom (heterosoom) is; homoloog chromosoom
Vertalingen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen