armschder

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • armsch·der

Bijvoeglijk naamwoord

armschder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud overtreffende trap van armscht

armschder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van armscht

armschder

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud overtreffende trap van armscht