appwinkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • app·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appwinkel appwinkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de appwinkelm

  1. (informatica) online winkel waar men programma's voor computer, tablet of telefoon kan kopen en downloaden
     Als we chatten, is dat nu bijna altijd nog met mensen. Maar dat gaat veranderen. Gisteravond sloot Facebook aan in de groeiende rij techbedrijven die met chatbots aan de slag gaan. Messenger krijgt een eigen appwinkel, waar ontwikkelaars botjes in kunnen publiceren. En die botjes kunnen allemaal taken gaan uitvoeren, zoals het reserveren van een tafel in een restaurant.[1]
     Android wordt door veel fabrikanten, waaronder Samsung en LG, gebruikt. Zij installeren naast het besturingssysteem ook altijd Google Play, de appwinkel van de internetgigant. In het contract tussen Google en de smartphonemakers staat dat als zij de appwinkel willen hebben, Google's zoekmachine moet worden meegeleverd en als standaard moet worden ingesteld.[2]
     Google zegt dat zijn besturingssysteem Android alleen gratis beschikbaar kan worden gesteld onder de huidige afspraken met smartphonefabrikanten. Zo stelt het bedrijf eisen aan het gebruik van zijn appwinkel, de Play Store. Brussel beschuldigt Google ervan op deze manier de concurrentie in de weg te zitten.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Wekdienst van 13 april: dit gebeurde terwijl je sliep” (Woensdag 13 april 2016, 06:58), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Europa beschuldigt Google van oneerlijke concurrentie via Android” (Woensdag 20 april 2016, 12:02), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Google verzet zich tegen beschuldigingen Brussel over Android” (Donderdag 10 november 2016, 16:43), NOS