antifascist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·fas·cist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  fascist zn  met het voorvoegsel anti-, in de betekenis "tegenstander van de Italiaanse fascisten" aangetroffen vanaf 1921 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord antifascist antifascisten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de antifascistm

  1. (politiek) actief bestrijder van nationalistisch autoritaire opvattingen en praktijken
     Aan het einde van de oorlog wordt archeoloog Filippo Cavalcanti door zijn eigen ministerie in Rome op pad gestuurd naar Bressanone, Noord-Italië, om gestolen kunstwerken te inspecteren die naar Duitsland vervoerd moeten worden. Hij zou als felle antifascist het werk kunnen weigeren maar dat betekent dat hij ontslagen wordt.[1]
     Het is niet zo dat het met antifa’s meteen kraken en knokken wordt, dat is een karikatuur van een antifascist en zeker niet wat voetbalantifa’s doen. Wat ze wel doen? In principe wat elke fanatieke voetbalaanhang doet: liedjes zingen en met vlaggen zwaaien. Als er xeno- of homofobe leuzen worden geroepen, zingen zij er luid overheen, al is het waarschijnlijk dat door hun prominente aanwezigheid het racistische, fascistische en seksistische animo in zijn hok blijft.[2]
     Twee kale mannen in bomberjacks sprongen op de antifascisten achter de linie.[3]
     Het Kamerlid was socialist, dus antifascist.[4]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    Margot Poll
    “Het misbruik van een familiewapen” (1 april 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    Carolina Trujillo
    “23-0” (14 februari 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    Jutta Chorus
    “Pegida, maar dan vanuit de war room” (12 oktober 2015) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron Gebeurtenissen in: De Telegraaf op Wikipedia, jrg. 29 nr. 11338 (5 oktober 1921), Dagblad De Telegraaf, Amsterdam, p. 2 kol. 2