antiekwinkel
Uiterlijk
- an·tiek·win·kel
- samenstelling van antiek en winkel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antiekwinkel | antiekwinkels |
verkleinwoord | antiekwinkeltje | antiekwinkeltjes |
de antiekwinkel m
- winkel waar men antieke spullen goederen kan kopen
- Antiquairs worstelen om te overleven. Het aantal antiekwinkels daalde met ruim eenderde. Jongeren vinden antiek „stoffig”.[2]
1. winkel waar men antieke spullen goederen kan kopen
- Het woord antiekwinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antiekwinkel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Geertje Tuenter 3 april 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be