annoteren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·no·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘aantekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
- Van het Engelse annotate of het Franse annoter met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
annoteren |
annoteerde |
geannoteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
annoteren
- overgankelijk van kanttekeningen voorzien
Synoniemen
- [1] apostilleren
Vertalingen
1. van kanttekeningen voorzien
Gangbaarheid
- Het woord annoteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "annoteren" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 72 %
- Prevalentie Vlaanderen 64 %