amoureus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- amou·reus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verliefd’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van het Franse amoureux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | amoureus | amoureuzer | amoureust |
verbogen | amoureuze | amoureuzere | amoureuste |
partitief | amoureus | amoureuzers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
amoureus
- vol met liefde
- Hij koesterde amoureuze gevoelens voor de barvrouw.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord amoureus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "amoureus" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "amoureus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ amoureus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be