amor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Eem amor op een muur.
Uitspraak
Woordafbreking
  • amor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord amor amors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de amorm

  1. afbeelding van de Romeinse god Amor
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

amor m

  1. liefde


Portugees

enkelvoud meervoud
amor amores

Zelfstandig naamwoord

amor m

  1. liefde


Spaans

enkelvoud meervoud
amor amores

Zelfstandig naamwoord

amor m

  1. liefde