allicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·licht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van modaliteit: zeker wel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1749 [1]

Bijwoord

allicht

  1. zeer waarschijnlijk
    • Dat zou allicht wel eens waar kunnen zijn. 
  2. op z'n minst
    • Je zou allicht je boeken eens open kunnen doen voordat je naar het examen gaat. 
  3. vanzelfsprekend
    • Allicht kom ik op je verjaardag! 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen