allerarmste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ler·arm·ste
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

allerarmste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van allerarmst
     Overheidshulp, al of niet via niet-gouvernementele kanalen, kent een lage effectiviteit en bereikt de allerarmste mensen zelden.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord (allerarmste) allerarmsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

allerarmste

  1. persoon die heel weinig geld te besteden heeft
    Alleen gangbaar in het meervoud; het enkelvoud komt soms voor als zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord.
      Intusschen hadden de overige kinderen toch berouw, dat ze Willem, die de allerarmste van hen was, zoo hard behandeld hadden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 december 2022 Weblink bron
    Louise O. Fresco
    “Hulp als spiegel” (14 maart 2012) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 december 2022 Weblink bron
    Gustav Nieritz
    “Acht dagen op reis, of De jonge muzijkanten.” (ca. 1840-1850), A. ter Gunne, Deventer, p. 46 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia