afvuring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·vu·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvuring afvuringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afvuringv

  1. het schieten van projectielen met een vuurwapen
    • Bij een zo extreem geval als een schot op de maan echter is de geringste afwijking in hoek van afvuring, aanvangssnelheid enzovoort er oorzaak van dat de maan op vele duizenden kilometers wordt gemist. [2] 

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. N. Scheepmaker Hollands Weekblad. Jaargang 2 Reacties van lezers
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be