afstudeerder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stu·deer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afstudeerder afstudeerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afstudeerderm

  1. (onderwijs) iemand die net een studie heeft afgerond
     Afstudeerders van kunstacademie AKI ArtEZ exposeren hun mooiste kunstwerken vanaf vrijdag in hun schoolgebouw in Enschede. Er is werk te zien van studenten van de opleidingen Fine Art en Crossmedia Design. Wij namen alvast een kijkje tijdens de opbouw.[1]
     Tot eind juni trok de zorg in een jaar 50.000 meer werknemers aan dan er weggingen. 116.000 mensen verlieten de sector, bijvoorbeeld omdat ze met pensioen gingen of ander werk gingen doen. Daar stond tegenover dat er 165.000 afstudeerders, zijinstromers en herintreders een baan kregen in de zorg.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron “Enschedese kunststudenten laten zien wat ze in huis hebben met expositie” (21-06-2017), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron “Zorg trekt meer werknemers dan er vertrekken” (28 nov. 2019), De Telegraaf