afstandelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·stan·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afstandelijk | afstandelijker | afstandelijkst |
verbogen | afstandelijke | afstandelijkere | afstandelijkste |
partitief | afstandelijks | afstandelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afstandelijk
- onverschillig, niet emotioneel ergens bij betrokken zijn
- De afstandelijke houding van de norse arts stelde de patiënt niet gerust.
- ▸ Waarom werd Martina toch met de seconde afstandelijker? Zowel in haar woordkeus als houding.[1]
Gangbaarheid
- Het woord afstandelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afstandelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be