afstandelijker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·stan·de·lij·ker
Bijvoeglijk naamwoord
afstandelijker
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van afstandelijk
- ▸ Waarom werd Martina toch met de seconde afstandelijker? Zowel in haar woordkeus als houding.[1]