afsluitkraan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sluit·kraan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afsluitkraan afsluitkranen
verkleinwoord afsluitkraantje afsluitkraantjes

Zelfstandig naamwoord

de afsluitkraanv / m

  1. kraan waarmee je een deel van het waterleidingnetwerk afsluit
     De afsluitkraan of stopkraan zit tussen de hoofdkraan en de buitenkraan. Bij ieder huis zit hij op een andere plek: in de garage, in de meterkast, in de kelder of kruipruimte zijn veelvoorkomende plekken. Anders dicht in de buurt van de buitenkraan.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron
    Stefan ten Teije
    “Zo sluit je de buitenkraan af en voorkom je lekkage bij strenge vorst” (22-12-21, 13:30 Laatste update: 22-11-22, 13:42), Tubantia