afsluitdam

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sluit·dam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afsluitdam afsluitdammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

afsluitdam m [1]

  1. (waterbeheer) een dam die een water afsluit van de zee
     Dat veel mensen alleen de types waker, de dromer en de slaper kennen, is veelzeggend over onze relatie met dijken: ze zijn alom aanwezig, maar we weten er maar weinig over. Zelfs de overheid zit er wel eens naast: de Afsluitdijk zou eigenlijk Afsluitdam moeten heten, omdat hij dwars door het water ligt.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2023 Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Nederlandse dijken niet hoger, maar slimmer” (Zaterdag 13 december 2014, 07:40), NOS