aflegging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afleggen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aflegging | afleggingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het afstand doen van iets
- het geven van iets
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord aflegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aflegging" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be