afgezien van
Uiterlijk
- Geluid: afgezien van (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfxəzinˌvɑn/
- af·ge·zien van
- vaste verbinding van afgezien (werkwoord) en van (voorzetsel) [1]
afgezien van
- buiten overweging latend, als geen rekening zou worden gehouden met
- Afgezien van de achtervolging aan het eind is het een saaie film.
- Het woord 'afgezien van' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.