afboeking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·boe·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afboeking afboekingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afboekingv

  1. een boekhoudkundige waardedaling van iets
    • Bij een 4,2% hogere omzet van €437 miljoen verdiende Fagron vorig jaar €47 miljoen, ofwel €0,65 per aandeel. Een jaar eerder schreef de toeleverancier aan apothekers nog rode cijfers, door een afboeking op een Amerikaans bedrijf dat in 2013 werd overgenomen.[1] 
    • Het financiële concern zag over het vierde kwartaal zowel de baten als de winst teruglopen mede als gevolg afboekingen vanwege de belastinghervormingen in de VS.[2] 
    • Een afboeking is het verwerken van waardevermindering van kapitaalgoederen in de boekhouding. Elk jaar worden goederen zoals bedrijfsauto’s minder waard tot ze niks meer waard zijn en vervangen kunnen worden. Ook machines, meubilair en andere zaken kunnen worden afgeboekt. Het afboeken gebeurt natuurlijk door financiële specialisten binnen een bedrijf.[3] 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 07 feb. 2018
  2. de Telegraaf 31 jan. 2018
  3. https://basiseconomie.nl/afboeking/ geraadpleegd 17-3-2018
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be