additioneel
Uiterlijk
- Geluid: additioneel (hulp, bestand)
- ad·di·ti·o·neel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toegevoegd’ voor het eerst aangetroffen in 1672 [1]
- van het Franse additionnel [2]
- afgeleid van additie met het achtervoegsel -eel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | additioneel | additioneler | additioneelst |
verbogen | additionele | additionelere | additioneelste |
partitief | additioneels | additionelers | - |
additioneel [3]
1. toegevoegd
- Het woord additioneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "additioneel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "additioneel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ additioneel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be